Knelpunten bij diagnose en behandeling CIDP in kaart gebracht
CIDP is een complexe spierziekte. Hierdoor gaat het regelmatig mis bij de diagnose en behandeling…
MRI kan een nuttig instrument zijn bij het stellen van de diagnose CIDP en multifocale motore neuropathie (MMN). Zeker als er veel twijfel over de diagnose is. Dat concludeert arts-onderzoeker Marieke van Rosmalen die in november op het onderwerp promoveerde.
CIDP en MMN zijn zeldzame aandoeningen waarbij de zenuwen ontstoken raken. Dit leidt vaak tot ernstige spierzwakte in de armen en benen. Gelukkig is er een behandeling mogelijk met medicijnen die de ontstekingsreactie remmen. Maar hiervoor is het wel belangrijk om snel de goede diagnose te stellen. “En juist dit kan een uitdaging zijn voor de neuroloog”, vertelt Marieke. “De symptomen bij CIDP kunnen per persoon heel verschillend zijn en MMN kan erg op andere spierziekten lijken. Daarom is naast de symptomen ook aanvullend onderzoek nodig om de diagnose te kunnen stellen. Meestal wordt een EMG gedaan, eventueel in aanvulling met een echo van de zenuwen. Maar ook MRI kan nuttig zijn, zeker wanneer er veel twijfel over de diagnose is.”
Bij een MRI-scan worden er foto’s gemaakt van doorsneden van het lichaam. Zo is het mogelijk om in detail naar de zenuwen te kijken. Bij CIDP en MMN kunnen deze dikker worden door de ontstekingen en dit is terug te zien op de MRI. Maar zelfs ervaren radiologen kunnen de dikte van de zenuwen lastig op het oog beoordelen. “Wij ontwikkelden daarom een nieuwe, handige meetmethode waarmee radiologen de zenuwdikte kunnen beoordelen. En we onderzochten vanaf wanneer een zenuw nu te dik is of juist niet. Dit was nog niet goed bekend.”
Naast het beoordelen van de zenuwdikte, keken de onderzoekers ook naar wanneer een MRI-scan nuttig kan zijn. Marieke adviseert neurologen om niet meteen te beginnen met een MRI. “Soms is het uitvoeren van een EMG en een echo van de zenuwen al voldoende om de diagnose te kunnen stellen. Alleen als deze onderzoeken geen afwijkingen laten zien en er wel sterke vermoedens zijn dat het om CIDP of MMN gaat, is het nuttig om een MRI te doen. Of als er geen zenuwechografie beschikbaar is in het ziekenhuis. Dan is MRI ook een goede aanvulling.”
Dankzij dit onderzoek is dus duidelijk geworden wanneer MRI ingezet kan worden bij de diagnose van CIDP en MMN. En hoe radiologen de MRI-scans kunnen beoordelen. “Hierdoor kan sneller duidelijk worden of iemand CIDP of MMN heeft en kan er dus ook eerder gestart worden met behandeling”, aldus Marieke. “Dit is belangrijk omdat blijvende beschadiging van de zenuwen hierdoor hopelijk beperkt blijft of voorkomen kan worden.”
Marieke promoveerde op 4 november op haar onderzoek. In het bijzijn van onderzoeksleider prof. dr. Ludo van der Pol én van enkele patiënten. En dat betekent veel voor Marieke. “Ik vind het belangrijk dat mijn onderzoek direct een impact heeft op de dagelijkse klinische praktijk. En dat patiënten zich ook betrokken voelen bij het onderzoek. De aanwezigheid van de patiënten bij mijn promotie was voor mij een hele waardevolle en dankbare bevestiging dat dit doel behaald is.”